Het laatste nieuws rondom de Hoge Raad | Recente uitspraken en conclusies
In deze cassatienieuwsbrief:
- Save the date: Cassatie- en correspondentendag 2025
- Snellere publicatie conclusies op rechtspraak.nl
- Meer transparantie over heffing griffierecht in cassatieprocedures
- Prejudiciële vragen over terugbetaling inzet bij niet-vergunde online kansspelen
- Gezichtspunt ondernemerschap weegt volledig mee bij kwalificatievraag arbeidsverhouding
- Overeenkomen langere ontruimingstermijn leidt niet tot nieuwe huurovereenkomst
- Recht op nieuwe mondelinge behandeling bij wisseling raden in Ondernemingskamer
- Advies A-G Wissink: proceskostenveroordeling ook mogelijk bij oneerlijk proceskostenbeding
- Blog | Geen afwijzing inzagevordering bij risico op onterecht geselecteerde bestanden
|
|
|
|
|
Save the date | Cassatie- en correspondentendag 2025 |
Op donderdag 20 november 2025 organiseert BarentsKrans de jaarlijkse Cassatie- en correspondentendag 2025. Tijdens deze dag wordt u bijgepraat over de recente rechtspraak van de Hoge Raad op het gebied van onder meer het burgerlijk procesrecht, het contractenrecht en het aansprakelijkheidsrecht. Deelname aan de Cassatie- en correspondentendag 2025 levert twee PO-punten op en wordt traditioneel afgesloten met een Indonesisch buffet. Noteer deze datum alvast in uw agenda. |
|
|
|
|
Nieuws rondom de Hoge Raad |
Snellere publicatie conclusies op rechtspraak.nl |
In de cassatienieuwsbrief van september 2024 berichtten wij u dat het parket bij de Hoge Raad voornemens was om de conclusie advocaat-generaal niet langer pas op rechtspraak.nl te publiceren als de termijn voor het indienen van een borgersbrief (de reactie van partijen op de conclusie advocaat-generaal) is verstreken. Inmiddels is, na raadpleging van de Vereniging van Civiele Cassatieadvocaten, een definitieve beslissing genomen. Sinds vrijdag 3 januari 2025 worden conclusies op de donderdag volgend op de vrijdag waarop de conclusie is genomen op rechtspraak.nl gepubliceerd. Dit is slechts anders voor zaken waarin een persbericht wordt uitgegeven of een bericht op social media wordt geplaatst. De conclusie wordt dan gepubliceerd op de dag waarop deze is genomen. Op deze wijze beoogt het parket bij de Hoge Raad zijn beleid beter te laten aansluiten bij de transparantie en de openbaarheid die met de publicatie van conclusies wordt nagestreefd. |
Meer transparantie over heffing griffierecht in cassatieprocedures |
In cassatieprocedures vindt de heffing van griffierecht veelal plaats door een afschrijving op de door het advocatenkantoor van de cassatieadvocaat gehouden rekening-courant. Vaak nam de cassatieadvocaat pas kennis van een heffing van griffierecht wanneer deze de afrekening van de rekening-courant ontving. Het griffierecht bleek dan vaak al weken eerder te zijn geheven. Daardoor kon de tijd om (eventueel) nog verzet te kunnen aantekenen (te) kort zijn. Na overleg met de Vereniging voor Civiele Cassatieadvocaten heeft de Hoge Raad aangekondigd dat in het webportaal van de Hoge Raad, waarin ook de processtukken worden geüpload, voortaan wordt vermeld dat en hoeveel griffierecht in een zaak in rekening is gebracht. Dat voorkomt niet alleen mogelijke problemen bij het aantekenen van verzet, maar leidt ook tot meer transparantie. |
|
|
|
|
Terugbetaling inzet bij niet-vergunde online kansspelen |
|
|
|
|
Op 22 januari 2025 heeft de rechtbank Noord-Holland aan de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld met betrekking tot de geldigheid van bepaalde online kansspelovereenkomsten. Het zonder vergunning aanbieden van kansspelen is op grond van de Wet op de kansspelen (de Wok) verboden. In verschillende procedures hebben gokkers die aan online kansspelen hebben deelgenomen en daarbij inzet zijn kwijtgeraakt deze inzet van de aanbieders van de kansspelen teruggevorderd. Bij de beoordeling van die vorderingen dient de vraag te worden beantwoord of het verbod uit de Wok tevens de strekking had om daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten. In het verlengde daarvan heeft de rechtbank de Hoge Raad gevraagd of het zonder vergunning aanbieden van online kansspelen tot nietigheid van een kansspelovereenkomst leidt. |
Recente uitspraken en conclusies |
Gezichtspunt ondernemerschap weegt volledig mee bij kwalificatievraag arbeidsverhouding |
In het Deliveroo-arrest uit 2023 heeft de Hoge Raad verschillende gezichtspunten gegeven aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. In dat verband achtte de Hoge Raad ook van belang of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt. Op 21 februari 2025 heeft de Hoge Raad dit gezichtspunt in de langverwachte Uber-beslissing nader geduid. Anders dan door de wetgever en in de rechtswetenschappelijke literatuur tot uitgangspunt werd genomen, betreft dit geen subsidiair of ondergeschikt gezichtspunt, maar is het van gelijk gewicht als de andere in het Deliveroo-arrest genoemde gezichtspunten. Dat heeft tot gevolg dat een arbeidsrelatie ten aanzien van hetzelfde werk dat ten behoeve van dezelfde opdrachtgever/werkgever wordt verricht verschillend kan worden gekwalificeerd naargelang de mate van ondernemerschap van de opdrachtnemer/werknemer. In dat verband kunnen óók omstandigheden relevant zijn die zich buiten de verhouding tussen de opdrachtnemer/werknemer en de opdrachtgever/werkgever afspelen. |
|
|
|
|
Overeenkomen langere ontruimingstermijn leidt niet tot nieuwe huurovereenkomst |
Een vrouw huurt een woning van een woningcorporatie. Haar meerderjarige kinderen wonen bij haar in. Wanneer de vrouw komt te overlijden, komt de woningcorporatie met de kinderen van de vrouw overeen dat zij nog enige tijd in de woning kunnen blijven wonen, mits zij op zoek gaan naar alternatieve woonruimte. Deze afspraken worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Na afloop van de overeengekomen termijn weigeren de kinderen de huurwoning te verlaten. In de ontruimingsprocedure betogen zij dat de vaststellingsovereenkomst als huurovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Het hof oordeelt dat geen sprake is van een huurovereenkomst. De Hoge Raad laat dat oordeel in stand. Indien een overeenkomst elementen bevat op grond waarvan op zichzelf aan de wettelijke omschrijving van huur is voldaan, is het mogelijk dat de overeenkomst in de gegeven omstandigheden, gelet op haar inhoud en strekking, in haar geheel beschouwd toch niet als huurovereenkomst moet worden aangemerkt. Bij de beoordeling of deze uitzondering zich voordoet is mede van belang voor welke situatie partijen een regeling hebben willen treffen en of een kwalificatie anders dan als huurovereenkomst zich in die situatie verdraagt met het dwingendrechtelijke beschermingsregime voor huurovereenkomsten met betrekking tot woonruimte. Dat regime verzet zich niet tegen een afspraak dat de bewoner nog enige tijd tegen vergoeding in de woning zal mogen blijven teneinde naar andere woonruimte om te zien en de eigenaar zolang van ontruiming afziet. |
Recht op nieuwe mondelinge behandeling bij wisseling raden in Ondernemingskamer |
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt als uitgangspunt dat een uitspraak wordt gedaan door de rechter(s) ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Daarmee wordt nagestreefd dat het verhandelde ter zitting ook daadwerkelijk wordt meegewogen bij de totstandkoming van de beslissing. Het kan evenwel nodig zijn dat een rechter tijdens een procedure wordt vervangen, bijvoorbeeld wegens pensionering. Als dan reeds een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, dient het gerecht de rechterswisseling voorafgaand aan de eerstvolgende uitspraak aan partijen mede te delen. Partijen kunnen vervolgens verzoeken om een nadere mondelinge behandeling. Blijkens zijn arrest van 24 januari 2025 acht de Hoge Raad deze rechtspraaklijn ook van toepassing indien één of meer van de in de Ondernemingskamer zetelende raden (deskundigen uit de praktijk die geen lid zijn van de rechterlijke macht) tussentijds worden vervangen. Niet alleen bij een rechterswisseling, maar ook bij een radenwisseling dient het gerecht partijen derhalve van de wisseling op de hoogte te stellen, waarna partijen om een nadere mondelinge behandeling kunnen verzoeken. |
Advies A-G Wissink: proceskostenveroordeling ook mogelijk bij oneerlijk proceskostenbeding |
Naar aanleiding van prejudiciële vragen van de rechtbank Amsterdam heeft A-G Wissink op 24 januari 2025 een conclusie genomen over de (on)eerlijkheid van een proceskostenbeding en de gevolgen van de vernietiging van een zodanig beding. Het betreft een tussen een huurder en een verhuurder overeengekomen beding op grond waarvan de tekortschietende huurder verplicht is om alle gerechtelijke kosten van de verhuurder te betalen. Volgens A-G Wissink is een zodanig beding oneerlijk in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen, omdat het leidt tot een ernstige verstoring van het contractuele evenwicht tussen partijen ten nadele van de huurder. Zonder dat beding zou de huurder in de regel immers enkel in de forfaitaire proceskosten kunnen worden veroordeeld. De oneerlijkheid van een proceskostenbeding heeft evenwel niet tot gevolg dat de huurder in het geheel geen proceskosten meer verschuldigd kan zijn. Indien de rechter oordeelt dat een proceskostenbeding oneerlijk is, staat dat volgens A-G Wissink niet in de weg aan zijn verplichting om op de voet van artikel 237 Rv een oordeel over de proceskosten te geven. Dat betreft namelijk geen aanvullend recht dat op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie niet in de plaats van een oneerlijk beding mag worden gesteld. |
|
|
|
|
BarentsKrans cassatieblog |
|
|
|
Geen afwijzing inzagevordering bij risico op onterecht geselecteerde bestanden |
Op 29 november 2024 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de vraag of een inzageverzoek in de zin van artikel 843a Rv mag worden afgewezen op de grond dat (mogelijk) ook verkeerde of irrelevante bestanden tot de geselecteerde bestanden zullen horen. Dat risico bestaat immers als een grote hoeveelheid bestanden met behulp van zoektermen wordt afgebakend. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit niet noodzakelijkerwijs het geval is. In haar blog gaat Jarieke Timmerman dieper in op de voorwaarden voor toewijzing van een dergelijke inzagevordering en het oordeel van de Hoge Raad. Ook geeft zij tips voor de praktijk bij het vorderen van inzage in een grote hoeveelheid digitale bestanden. |
|
|
|
|
Philip Fruytier
advocaat | partner
+31 70 376 07 81 | +31 6 43 97 50 44
philip.fruytier@barentskrans.nl
|
|
|
|
|
BarentsKrans
Den Haag | Amsterdam +31 70 376 06 06 communicatie@barentskrans.nl www.barentskrans.nl
|
|
|
|
|
|
|