Op 18 maart is een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch gepubliceerd over de reikwijdte van de zorgplicht van een IT-leverancier en de invloed van de deskundigheid van partijen voor de uitleg van een IT-overeenkomst.
De zaak gaat om een geschil tussen een producent van buiten- en binnenzonwering producten, rolluiken, garagedeuren, terrasoverkappingen, zonne-energieproducten en onderdelen daarvan (Appellant) en een ontwikkelaar van bij computerprogrammatuur horende maatwerksoftware, advies en opleidingen (Geïntimeerde).
Geïntimeerde is door Appellant gekozen om een nieuw ERP-softwaresysteem te ontwikkelen. Hierbij is Appellant uitgegaan van een standaardsoftware-systeem waar zo min mogelijk maatwerk vereist voor zou zijn. Tijdens het ontwikkeltraject zijn er echter oplopende meer- en maatwerkopdrachten in rekening gebracht. De uiteindelijke kosten zijn het viervoudige van de budgetinschatting die als meest aannemelijk werd genoemd.
Het geschil tussen Appellant en Geïntimeerde is ontstaan omdat de software niet voldoet aan de verwachtingen van Appellant. Appellant vordert daarom terugbetaling ten aanzien van niet-geleverde diensten, onterecht meerwerk en onnodig geleverde software. Appellant beroept zich hiervoor op de schending van de zorgplicht van Geïntimeerde als goed IT-leverancier. In eerste aanleg zijn de vorderingen van Appellant afgewezen.
Het Hof oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat aan de zorgplicht van een IT-leverancier pas kan wordt toegekomen als er een leemte of onduidelijkheid in de overeenkomst is. Het Hof gaat mee in het standpunt van Appellant dat de zorgplicht van een IT-leverancier mede de uitleg en inhoud van een IT-overeenkomst bepaalt. Deze zorgplicht moet worden betrokken bij de redelijke wederzijdse verwachtingen van partijen op grond van de overeenkomst (de Haviltex-maatstaf).
Bepalend voor de inhoud van de zorgplicht zijn de hoedanigheid en deskundigheid van partijen. Omdat Geïntimeerde zichzelf beschrijft als een IT-leverancier die jarenlange ervaring heeft met het implementeren van bedrijfssoftware in het MKB, beschouwt het Hof hem als een professionele IT-leverancier en dienstverlener. Appellant beschikt daarentegen slechts over de deskundigheid van een IT-gebruiker, nu deze zich voornamelijk bezighoudt met de fabricage, assemblage, montage en/of installatie van zonwering, rolluiken etc.
Dat Appellant over een IT-afdeling met één medewerker beschikt doet hier niets aan af. Als Appellant de indruk bij Geïntimeerde heeft gewekt dat zij deskundig was op het gebied van IT was het aan laatstgenoemde om te onderzoeken en verifiëren of dit juist was. Dat Geïntimeerde er ten onrechte van uitging dat Appellant over meer deskundigheid beschikte komt voor diens rekening en risico.
Het verschil in deskundigheid tussen partijen heeft volgens het Hof tot gevolg dat Geïntimeerde de verantwoordelijkheid en lead had moeten nemen in het ontwikkeltraject en de periode voorafgaand aan de uitvoering van de overeenkomst. Geïntimeerde heeft zodoende haar onderzoeksplicht geschonden door zich niet, althans onvoldoende te verdiepen in de bedrijfsprocessen van Appellant. Dat Appellant de hiervoor vereiste stappen en procedures weigerde, had Geïntimeerde volgens het Hof niet zonder meer mogen accepteren, nu zij zich als deskundige partij bewust dient te zijn van de risico’s die hieraan kleven.
Ook overstijgen de uiteindelijke kosten door het aanvullende maat- en meerwerk hetgeen Appellant redelijkerwijs rekening mee had moeten houden. Dat er in de overeenkomst geen vaste prijs is bedongen, betekent niet dat Appellant geen gerechtvaardigde verwachtingen mocht nahouden op deze budgetraming. Het argument dat Geïntimeerde zich vooraf niet had gerealiseerd dat het project aanzienlijk veel meer kosten dan begroot zou inhouden, verwerpt het Hof met verwijzing naar de geschonden onderzoeksplicht.
Het Hof oordeelt dat Geïntimeerde vanwege de schending van haar zorgplicht is tekortgeschoten in de nakoming van de IT-overeenkomst. Daarnaast heeft Geïntimeerde door de kostenoverschrijding niet voldaan aan de door haarzelf gewekte verwachtingen. Deze tekortkomingen zijn blijvend onmogelijk omdat Geïntimeerde ze niet meer ongedaan kan maken. Zij is dan ook in verzuim geraakt zonder dat Appellant hiervoor een ingebrekestelling moest indienen.